vorming van steenen in het lichaam, meer in het bijzonder in de galwegen (zie galsteenen) en in de urinewegen (zie blaassteen, nierziekten, enz.). L. draagt ook wel den naam graveel. De steenvorming heeft in het laatste geval in den regel plaats in de nier of in de pisblaas, in zeldzame gevallen ook in de pisbuis (urethraalsteen).
De steenen veroorzaken in het algemeen mechanische verschijnselen, door hun verblijf op de plaats van vorming, door hun voortbeweging door het uitvoerkanaal (galgang, pisleider of pisbuis, met koliekachtige pijnen) en eventueel door verstopping van dat kanaal (uitzetting van het er achter gelegen gedeelte door het uitscheidingsproduct). Daarenboven loopt een orgaan, dat steenen bevat, groot gevaar voor infectie.