Geneeskundig woordenboek (EN-NL)

dr. mr. W. Schuurmans Stekhoven (1949)

Gepubliceerd op 03-02-2023

mono-

betekenis & definitie

mono-, één-, enkelvoudig; mono— cyte, monocyt, mononucleaire leucocyt; mono- mania, mono- manie, krankzinnigheid op één enkel punt; mono- plegia, mono- -plegle, verlamming van een enkel lid; bijv. nw. mono- -plegic; mono- valent, eenwaardig; mono- oxide, mono- oxide, speciaal koolmonoxide.

< >