De rouw in steden was anders, dat wil zeggen minder zwaar beladen dan op het platteland. In de tweede helft van de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw werd het rouwen steeds minder.
Dit uitte zich vooral in de kleding van de mannen. Een jaar lang een zwart kostuum en daarna een grote brede zwarte band om de linkerarm werden na ca 1920 vervangen door een stukje zwarte stof dat de vorm had van een ruit, zoals zoute drop. Vooral voor lieden die uniformkleding droegen was dit een prettige oplossing, terwijl toch iedereen kon zien dat deze persoon nog 'in de rouw was'.
