Funerair Lexicon

H.L.Kok (2002)

Gepubliceerd op 31-05-2017

Rouwwinkel

betekenis & definitie

Na de Reformatie ontstond de moeilijkheid dat men via de kerk geen baarkleden meer kon huren. Dit trof voornamelijk de families die geen eigen baarkleed bezaten en/of geen lid waren van een gilde. Er ontstond toen een nieuwe handel, namelijk die van rouwverhuurbedrijven. Het waren kleine zelfstandige ondernemingen waar men behalve baarkleden, die noodzakelijk waren aangezien de dode op een baar van huis naar het graf werd gedragen, ook rouwkleding kon huren.

Niet iedereen was in staat om zelf deze kleding, mantel en hoed aan te schaffen. In het archief van Amsterdam berust een circulaire of 'Bekendmakinghe van hetgeen aen de Begraffenisse dependeert te verhueren', verzonden door 'Hendrick Boom, op de hoeck van de Graavestraat, in de Nieuwe Rouwwirrekel over de Latijnse School, en Lucas Hendrickz. op de Singel'. Zij vragen: 'Voor een ongemeen fijn Bovenkleet 2 x 6 Ellen Laken, of op een Lijck met 16 dragers 2 gld., 2 stuivers, 10 penningen Een ongemeen fijn Bovenkleet, van 24 Ellen of op een lijk met 14 dragers 2 gld. Een goet fijn Boven-ldeet op een Lijk met 14 dragers op 't Kerckhof 1 gld., 10 stuivers Een onderkleet 0 gld., 10 stuivers Een ongemeen fijn Boven-kleet van 20 Ellen op een Lijclc met 10 dragers, enz. 1 gld., 10 stuivers'. Naar gelang het aantal dragers groter was, varieerde dus ook de grootte van de pellen en in dezelfde mate ook de huurprijs. Uit deze circulaire blijkt, dat de prijzen door de Amsterdamse overheid in 1654 waren bepaald. Het verhuren van speciale kleding is lange tijd een monopolie geweest van ldeermakers en kleine confectiezaken. Niet iedereen bezat een jacquet, smoking oflange zwarte overjas. In Nederland zijn nog enkele verhuurbedrijven, zoals in Amsterdam en Maastricht.