Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Terme

betekenis & definitie

grens, einde; termijn; een kwartaal huur; uitdrukking, woord, term; lid [v. vergelijking]; grenszuil [bij Rom.], grensbeeld; terme de palais, rechtsterm; terme de rigueur, laatste termijn; termes, fig. verhouding, voet; termes d’une fraction, teller en noemer; chaque chose a son terme, aan alles komt een eind; ne pas ménager ses termes, geen blad voor de mond nemen; mettre un terme à qc., aan iets een eind maken; payer son terme, zijn huur betalen; à terme, op termijn; à long terme, op lange termijn; être à son dernier terme, op het uiterste liggen; toucher à son terme, de dood nabij zijn; aux termes du contrat, volgens het bij het contract bepaalde; décret aux termes duquel..., besluit waarbij...; en ces termes, in deze bewoordingen, als volgt; en dautres termes, met andere woorden; la négociation est en bons termes, de onderhandeling heeft een gunstig verloop; nous sommes en très bons termes, wij staan met elkaar op de beste voet; il m’a dit en termes propres..., hij heeft me met zoveel woorden gezegd...; par termes, in termijnen.

< >