Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Soupçon

betekenis & definitie

argwaan, achterdocht, verdenking, vermoeden; ideetje, beetje, druppeltje, zweempje, tikje, schijntje; pas un soupçon de..., geen spoortje...; les soupçons se sont portés sur lui, de verdenking is op hem gevallen; avoir des soupçons, achterdocht hebben (voelen, koesteren); concevoir des soupçons à l'égard de qn., argwaan krijgen (opvatten) tegen iem.; faire neutre des soupçons, achterdocht opwekken; nourrir des soupçons contre, argwaan koesteren tegen.

< >