I. (op)drogen; afdrogen, droogmaken; verdorren; leegdrinken; laten zakken; verzuimen; être séché, druipen bij een examen; sécher l’école, spijbelen; sécher son examen, druipen, zakken;
II. droog worden, drogen; verdorren, uitdrogen; sécher d'ennui, vergaan van verveling; sécher sur pied, tot in de wortel verdorren; fig. zich dood vervelen, -kniezen;
III. se sécher, zich afdrogen; op-, (uit)drogen.