Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Route

betekenis & definitie

weg; baan; loop [v. rivieren]; richting; koers; grande route, route nationale, grote weg, rijksweg, heerbaan, -weg; faire route avec, samen reizen met; faire route ensemble, samen reizen; faire route vers, koers zetten naar; faire fausse route, verdwalen, een verkeerde weg inslaan; zich vergissen; chanson de route, marslied; compagnon de route, tochtgenoot, reisgezel; frais de route, reiskosten; en route!, vooruit!, vertrekken!; en route, op weg, onderweg; mettre en route, laten vertrekken; op gang brengen; beginnen; se mettre en route, zich op weg begeven, vertrekken.

< >