I. weigeren; afwijzen, van de hand wijzen, afslaan, niet aannemen, afkeuren [voor de dienst]; ontzeggen; être refusé, geweigerd worden; niet aangenomen worden; niet toegelaten worden, afgewezen worden; je lui refuse ce droit, dat recht ken ik hem niet toe; refuser sa porie à qn., niet willen ontvangen; refuser à diner, weigeren te eten; refuser de faire qc., weigeren iets te doen;
II. weigeren, zijn dienst weigeren, niet afgaan, ketsen, niet pakken, niet snijden; krimpen [v. wind];
III. se refuser, geweigerd worden; zich ontzeggen, zich onthouden van; se refuser à, weigeren, zich er niet toe lenen te.