I. terugbrengen; apporteren [v. jachthond]; meebrengen; weer inbrengen [bij nalatenschap]; opleveren, opbrengen. afwerpen; aanzetten [een stuk]; toeschrijven; rapporteren, verslag doen van. berichten, aan-, overbrengen, verklikken; herroepen, intrekken [wet]; rapporter tout à soi, alles met zijn persoon in verband brengen;
II. apporteren; rapporteren; (geld) opbrengen; renderen; klikken; rapporter gros (peu), veel (weinig) opbrengen;
III. se rapporter, bij elkaar passen; se rapporter à, betrekking hebben op, slaa.i op; se rapporter à qn. de qc., zich op iem. beroepen; je m'en rapporte, ik wil aannemen dat het zo is; je m'en rapporte à vous, ik laat ’t aan u over, ik verlaat mij daaromtrent op u.