Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Présenter

betekenis & definitie

I. presenteren, aanbieden, bieden [voordelen], overreiken, indienen, voorstellen, introduceren, voordragen [voor betrekking], vóórhouden, (vertonen; présenter les armes, ’t geweer (de sabel) presenteren; présenter des difficultés, moeilijkheden opleveren; présenter des observations, opmerkingen kenbaar maken;

II. se présenter, zich vertonen, zich voorstellen, zich aanmelden, zich aanbieden, zich op-, voordoen, opkomen, optreden; se présenter bien, zich goed (kunnen) voordoen; zich goed laten aanzien; se présenter à un examen, opgaan voor een examen; son nom ne se présente pas à ma mémoire, ik kan niet op zijn naam komen; se présenter aux élections, zich candidaat stellen; se présenter chez qn., bij iemand (aan)komen; se présenter pour..., optreden voor...; zich (als sollicitant) aanbieden of (aan)melden voor....

< >