I. behagen, bevallen, aanstaan, in de smaak vallen; believen; il lui plait de..., hij vindt ’t prettig...; tant qu'il vous plaira, zoveel u maar wilt; s'il vous plait, als ’t u belieft; cela vous plait à dire, dat zegt ge maar zo, dat meent ge niet; plait-il?, wat blieft?; à Dieu ne plaise, God verhoede, God beware; plût à Dieu que..., gave God, dat ...; II. se plaire, behagen scheppen (à in), genoegen vinden (in), aardigheid (schik) hebben (in), zich vermeien (in); ergens gaarne zijn; aarden, tieren, gedijen [v. planten]; je me plais ici, ’t bevalt me hier best.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk