Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Patte

betekenis & definitie

poot; klauw; pat(je), klep, lip; vleeshaak; voet [v. glas]; patte d’araignée, juffertje-in-’t-groen; patte d'épaule, schouderklep; pattes de lapin, tochtlatjes: favoris; pattes de mouche, hanepoten, krabbelschrift; faire patte de velours, zijn nagels intrekken; fig. zich o zo lief voordoen; montrer patte blanche, bewijzen dat men tot de partij behoort; à bas les pattes!, handjes thuis!; à quatre pattes, op handen en voeten; tomber sous la patte de, in de handen vallen van.

< >