I. gelijk, -vormig, eender; dergelijk; soortgelijk, zulk;
II. gelijke, weerga; du pareil au même, precies eender; sans pareil, zijns gelijke niet hebbend, zonder weerga, weergaloos, ongeëvenaard; in: la pareille, hetzelfde; rendre la pareille, op gelijke wijze behandelen, met gelijke munt betalen.