Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Mèche

betekenis & definitie

pit [v. kaars], wiek; tonder; kousje [v. lamp]; lont; (haar)lok; touwtje [v. zweep]; ijzer [v. kurketrekker]; boorijzer; mèche à cuiller, lepelboor; découvrirventer) la mèche, lont ruiken; éventer (vendre) la mèche, uit de school klappen, de boel verklappen; il n’y a pas mèche, het is niet mogelijk, dat gaat niet; être de mèche avec (faire mèche avec), samenspannen met, onder één hoedje spelen met.

< >