I. werpen; slingeren; uitzenden stralen]; loslaten [honden]; opjagen wild]; oplaten [vlieger]; van stapel aten lopen, te water laten; afschieten; fig. lanceren, in de wereld brengen [iemand]; uitvaardigen [besluit]; in omloop brengen, op de markt brengen, ingang doen vinden; in zwang brengen [mode]; lancer un cheval, een paard in galop brengen; lancer un coup d’œil à qn., iemand een blik toewerpen; lancer un coup de pied à qn., iemand een trap geven; naar iemand schoppen; lancer les invitations, de uitnodigingen rondzenden;
II. se lancer, zich werpen, zich storten, toeschieten; loskomen, durven, wagen; se lancer dans les affaires, zich in zaken steken; se lancer dans la littérature, zich op de literatuur werpen; se lancer dans un récit, in eens weg aan een verhaal beginnen; se lancer sur, zich werpen op.