Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Habit

betekenis & definitie

kleding, kleed, gewaad; habits, klederen; habit court, zwarte jas; habit long, soutane; prendre l’habit, in een klooster gaan; l’habit est de rigueur, heren in avondtoilet; en habit, in rok; l’habit ne fait pas le moine, de kleren maken de man niet.