Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Grain

betekenis & definitie

korrel; bes, druif; kraaltje [rozenkrans]; ruwe kant, keper [v. stof], draad [v. glas], putje, vlekje [op ’t vel]; beetje, weinigje, greintje; grein (1/18 gram); windvlaag, bui; grain(s), graan, koren; à gros grains, grof, ruw; niet nauwlettend; grain de beauté, schoonheidspleistertje; moedervlekje; grain de café, koffieboon; grain de moutarde, mosterdzaadje; grain de sel, zoutkorrel; geestig gezegde; avoir un grain, een tikje van de molen beethebben; veiller au grain, op zijn hoede zijn, een oog in ’t zeil houden.

< >