bevallig-, sierlijk-, bekoorlijkheid; vriendelijkheid, gunst, goedgunstigheid; genade, gratie, begenadiging; dankzegging); les trois Grâces, de drie Gratiën; de bonne grâce, gaarne, gewillig; de mauvaise grâce, met tegenzin, onwillig; vous avez bonne (mauvaise) grâce (à), ’t staat u goed (lelijk), ’t gaat u goed (slecht) af, ’t is (niet) mooi van u; (action de) grâces, dankgebed, dankzegging; l’an de grâce, 't jaar Onzes Heren; faire des grâces, lief doen; faire grâce à qn., iem. genade schenken, begenadigen, gratie verlenen; faire grâce de, kwijtschelden, (be)sparen, schenken; rendre grâces à, danken, dank zeggen; grâce à, dank zij; grâce à Dieu, Goddank!; à la grâce de Dieu, in Gods naam; op hoop van zegen; être dans les bonnes grâces de on., être en grâce auprès de qn., bij iem. in de gunst (gratie) staan; de grâce, ik bid je, alsjeblieft; par la grâce de Dieu, bij de gratie Gods, bij Gods genade.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk