Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Fausser

betekenis & definitie

I. vervalsen, vals maken, schenden [zijn woord]; verdraaien, indeuken, verbuigen; fausser compagnie à qn., iem. in de steek laten;

II. vals zingen (spelen);

III. se fausser, vals worden; van streek geraken, op een dwaalspoor komen; verdraaid (verbogen) worden.

< >