Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Écorcher

betekenis & definitie

I. villen, (af)stropen, ’t vel afhalen; ontvellen, schaven; fig. onaangenaam aandoen, verscheuren [de oren], radbraken [een taal], verknoeien, verminken [schrijver]; afzetten, ’t vel over de oren halen; écorcher l’anguille par la queue, de zaak verkeerd aanpakken;

II. s’écorcher, zich het vel openhalen.

< >