Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Diriger

betekenis & definitie

I. besturen, beheren, leiden, aanvoeren; dirigeren; richten, sturen; diriger la conscience, de geestelijke leidsman zijn; diriger sur, zenden naar, overbrengen naar; économie dirigée, planhuishouding, geleide economie;

II. se diriger vers, zich richten, zich begeven naar, aansturen, aanhouden op.

< >