I. (be)stelen, uitschudden, af-.wegnemen, -kapen, ontfutselen, (ont)roven, ontstelen, ontvreemden; onttrekken; verbergen; dérober la vue à qn., iem. het uitzicht benemen;
II. se dérober, verdwijnen, wegzinken, wegsluipen, zich verbergen, een zijsprong maken, weigeren [v. paard]; fig. weigeren, zich van deelname onthouden, zich er afmaken; se dérober à qc., zich onttrekken aan iets, iets ontwijken.