Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Dépasser

betekenis & definitie

voorbijgaan, -lopen, -rijden, -varen (na te hebben ingehaald), overtreffen [verwachting], voorbijstreven, treden buiten, te boven (te buiten) gaan, verder gaan dan, overschrijden, het verstand te boven gaan van, over ’t hoofd groeien; groter zijn dan, uitsteken boven, steken uit, staan buiten; uittrekken, uithalen [lint]; avoir dépassé la soixantaine, de zestig achter de rug hebben.

< >