I. ongedekt, onbedekt, open [rijtuig], bloot [arm], kaal, vlak, zonder bomen [terrein];
II. voorschot, ongedekte uitgaaf; tekort; à découvert, open, bloot; ongedekt, onbedekt, onbeschut; openlijk, ronduit, onverholen; vendre à découvert, in de wind gaan.