Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Cours

betekenis & definitie

loop; beloop, (voort)gang; rij [stenen]; lengte; omloop [v. geld]; koers, gangbaarheid [v. munten]; prijs, (beurs)notering; leergang, cursus, college; leerboek; capitaine au long cours, kapitein op de grote vaart; navigation au long cours, grote vaart; voyage de long cours, verre zeereis; cours moyen, middenkoers; cours de clôture, slotkoers; cours deau, stromend water, rivier, waterloop, vliet; cours du marché, marktprijs; cours d’ouverture, openingskoers; avoir cours, in omloop (gangbaar) zijn; in trek zijn; avoir son cours, zijn verloop hebben; donner cours à, laten weglopen [water]; in omloop brengen [nieuws]; donner libre cours à, de vrije loop laten (geven), lucht geven aan; faire un cours de droit, college geven in de rechten; faire son cours de droit, in de rechten studeren; finir ses cours, afstuderen; prendre cours, ontspringen; au cours de, in de loop van, gedurende; en cours, aan de gang, reeds begonnen, lopend; in omloop; en cours de construction, in aanbouw; en cours de route.onderweg; hors de cours, buiten omloop.

< >