gepast-, geschiktheid, gading, zin, overeenstemming; betamelijk-, behoorlijk-, (ge)voeglijk-, voegzaamheid; les convenances, ook: het fatsoen; ce jour-là est à sa convenance, die dag schikt hem; trouver qc.
à sa convenance, iets van zijn gading vinden; pour des raisons de convenance, omdat het beter schikt.