Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Cloche

betekenis & definitie

klok, bel, stolp; blaar, blaas; klokhoed; cloche à plongeur, duikerklok; déménager à la cloche de bois, met de noorderzon vertrekken; qui n'entend qu’une cloche n'entend qu'un son, men moet beide partijen horen; c’est un autre son de cloche, dat is heel wat anders dan wat gezegd wordt; heures hors cloche, overuren.

< >