Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Ciel

betekenis & definitie

(mv. deux, hemelen; ciels, hemels), hemel; lucht; klimaat; gewelf; juste ciel!, lieve hemel!, allemachtig!; à ciel ouvert, in de open lucht; (van boven) open; être au septième ciel, in de zevende hemel zijn; si le ciel tombait, il y aurait bien des alouettes prises, als de hemel valt, zijn alle mussen dood.

< >