Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Changer

betekenis & definitie

I. wisselen, in-, om-, verwisselen, (ver)ruilen; veranderen, omzetten, verschonen, omleggen; nous changerons le caissier, wij zullen een nieuwe kassier aanstellen; changer une valise de main, een koffertje in de andere hand nemen; cela me change, dat maakt mij anders; dat maakt een geheel andere indruk op mij; dat is weer eens wat anders; nous avons changé tout cela, tegenwoordig gaat dat geheel anders;

II. (geld) wisselen; veranderen; andere kleren (schoon goed) aantrekken; changer d’avis, zich bedenken; van gedachte veranderen, tot andere gedachten komen; changer de batterie, het over een andere boeg wenden; changer de couleur, (van kleur) verschieten; changer de mains, van eigenaar veranderen, in andere handen overgaan; changer de vêtements, andere kleren aantrekken; changer de voiture, changer de train, overstappen;

III. se changer, veranderen; andere kleren (schoon goed) aantrekken.

< >