Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Champ

betekenis & definitie

veld, akker, land; terrein; fig. gebied; (speel)ruimte, vrijheid (van beweging); les champs, de landerijen, het land, het veld, de weide; champ clos, kampplaats, tournooiveld, strijdperk; se battre en champ clos, een tweegevecht houden; en plein champ, in het open veld; champ d’aviation, vliegveld, vliegterrein; champ de bataille, slagveld; champ de courses, renbaan; champ de foire, kermisveld; marktterrein; champ d'honneur, veld van eer; champ d'une lunette (d'une médaille), veld van een verrekijker (van een penning); champ de manœuvres, exercitieterrein, -veld; champ de tir, schietbaan, -terrein; schootsveld; laisser le champ libre à qn., iem. vrij spel laten; prendre du champ, achteruitgaan (ruimte nemen) voor een aanloop; à travers champs, dwars door ’t veld; battre aux champs, een mars slaan (als eerbewijs, tot oprukken); être aux champs, buiten zijn; driftig worden; verstrooid zijn; ongerust zijn; mettre aux champs, in de war maken; het land opjagen; être à bout de champ, geen raad meer weten; à tout bout de champ, telkens, elk ogenblik; de (sur) op de (smalle) kant.

< >