I. Bohême, Bohemen; bohême, zwervende stammen; de wereld van arme kunstenaars of verlopen studenten.
II. Bohème, 1. Bohemer, Boheemse; bohème, zigeuner, -in; arm kunstenaar, verlopen student; maison de Bohème, huishouden van Jan Steen; vie de Bohème, ongeregeld leven; 2. bohème, ongeregeld.