Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Arriver

betekenis & definitie

aankomen, komen, naderen; gebeuren, voorvallen, vóórkomen, wedervaren, overkomen; vooruitkomen, hel ver brengen; arriver à, bereiken, komen tot; er in slagen te, gelukken; arriver aux offaires.aan ’t bewind komen; arriver à ses fins, zijn doel bereiken; en arriver à..., er toe komen...; arriver jusqu'à, doordringen tot; arriver sur, afkomen op; croire que c'est arrivé, iets voor goede munt aannemen; gewichtig doen, met zichzelf ingenomen zijn.

< >