Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Aise, aisé

betekenis & definitie

I. 1. gemak; 2. blijdschap, vreugde; aises, gemakken des levens; aimer ses aises, van zijn gemak houden; à l’aise, op zijn gemak, gemakkelijk; welgesteld, in goede doen; à votre aise, zoals ge wilt (geneer u niet); être à son aise, op zijn gemak zijn; zich prettig voelen; in goede doen zijn; vous en parlez à votre aise, gij hebt goed praten; en prendre à son aise, zich niet druk maken; en prendre à son aise avec, zich niets laten gelegen zijn aan;

II. verheugd, blij; je suis bien ik ben blq; j'en suis bien aise, ik ben er blij om.

III. gemakkelijk; ongedwongen, los, vrij; vlot [stijl]; in goede doen, welgesteld.

< >