Onderdeel van een verbrandingsmotor dat met behulp van uitlaatgassen een turbine aandrijft die het brandstofmengsel onder hoge druk in de verbrandingskamer spuit
Tegenwoordig hebben steeds meer straatauto’s een turbomotor. Deze techniek staat het toe om met een relatief kleine cilinderinhoud toch een hoog vermogen te bereiken. In de Formule 1 maakten turbomotoren hun opwachting in 1977. Renault maakte als eerste gebruik van een alinea in het technisch reglement die het gebruik van ‘compressormotoren’ toestond. Voorheen werd dit technisch niet mogelijk geacht. De Renault-turbomotor blijkt in de eerste jaren inderdaad erg kwetsbaar, maar rond 1980 zijn turbomotoren de norm. In de hoogtijdagen van de technische motorenwedloop gebruiken Formule 1-auto’s motoren van slechts 1,5 liter, die dankzij een turbo vermogens tot ruim 1000 pk kunnen leveren.
In 1989 werd het gebruik van turbomotoren uit veiligheids- en kostenoogpunt verboden. Alleen atmosferische motoren, die hun brandstofmengsel zelf aanzuigen, waren toegestaan.
Het toenemend gebruik van turbomotoren in straatauto’s, maakte dat de in de Formule 1 actieve autofabrikanten graag een sportief uithangbord van hun technische vaardigheden wilden. Om de Formule 1-techniek een relevante link te laten houden met motortechnieken voor alledaags gebruik stond de FIA in 2014 het gebruik van turbo’s opnieuw toe. Deze worden gebruikt op een 1,6 liter V6-motor, in combinatie met hybridetechnieken.