Huldiging van de eerste drie coureurs, traditiegetrouw gepaard gaand met champagne en het volkslied van de winnaar.
Toen Jo Siffert in 1966 tijdens de 24 uur van Le Mans zijn klasse won, kreeg de Zwitser, die ook actief was in de Formule 1, een fles champagne overhandigd die al een paar uur in de zon had gestaan. Terwijl Siffert geduldig het einde van het Zwitserse volkslied afwachtte, plofte de kurk van de fles en spoot de champagne in het rond. Een traditie was geboren: sindsdien wordt in vrijwel elke autosportklasse op het erepodium met champagne gespoten. Nadat de eerste drie finishers van een Grand Prix op het podium geroepen zijn, krijgen ze een bokaal uitgereikt. Deze wordt verzorgd door de lokale organisator en verschilt dus per land. Het volkslied van de winnende coureur wordt gespeeld, en daarna dat van de winnende constructeur.
In 1977 ging dat verkeerd toen de Australiër Alan Jones volledig onverwacht de Grand Prix van Oostenrijk won. De organisator kon in alle haast geen Australisch volkslied in zijn platenkast vinden en liet daarom maar een trompettist van de lokale harmonie een wat onvast ‘Happy birthday’ spelen. Daarmee ging hij voorbij aan twee feiten: Jones zou pas vier maanden later zijn verjaardag vieren. Bovendien had hij in plaats van naar een niet bestaand Australisch volkslied te zoeken, het alom bekende ‘God Save the Queen’ kunnen opzetten, dat immers onderdelen van het Britse Gemenebest, en dus ook Australië, vertegenwoordigt.