Autodromo Nazionale di Monza, gelegen nabij Milaan, is gebouwd in 1922 en nog altijd in gebruik. De Formule 1 komt er jaarlijks langs voor de Grand Prix van Italië.
In de eerste helft van de twintigste eeuw worden veel autoraces verreden op stratencircuits. Uitzonderingen zijn Indianapolis in de Verenigde Staten en Brooklands in Groot-Brittannië. Autofabrikanten zien echter het nut van een testbaan en de toenemende populariteit van autoraces zorgt ervoor dat er steeds meer permanente circuits komen. Monza is bij de oplevering in 1922 pas het derde permanente circuit ter wereld en kosten noch moeite zijn gespaard om van de racebaan in het schilderachtige stadspark van Monza een succes te maken. Ondanks protesten van natuurbeschermers tegen het grote aantal bomen dat moet wijken voor de aanleg, is het circuit in minder dan vier maanden gereed. Het bestaat uit een 5,5 kilometer lang parcours dat in grote lijnen overeenkomt met het huidige Monza.
Daarnaast is er een 4,5 kilometer lange ovaal aangelegd. Beide circuits kunnen ook met elkaar verbonden worden. Nadat in 1933 bij een ongeluk drie coureurs om het leven komen, wordt Monza langzamer gemaakt. De Tweede Wereldoorlog laat de motoren verstommen en als Italië zichzelf in 1945 zwaar gehavend weer op gang sleept, is er van Monza weinig meer over. Niet getreurd: al in 1955 is Monza weer klaar voor gebruik. Ditmaal met een steilere en dus nog snellere kombaan.
Een dergelijk ontwerp is dan echter al achterhaald en de kombaan wordt maar weinig gebruikt. Hij ligt er nog wel, weggestopt tussen de bomen. De rest van het parcours is inmiddels al bijna honderd jaar in gebruik.