De gordels in een Formule 1-auto zijn geen gewone gordels, maar een veiligheidsharnas.
Het Formule 1-reglement schrijft een zes- of zevenpuntsgordel voor, die de coureurs precies genoeg bewegingsruimte laat om zijn werk te kunnen doen. Ze kunnen die gordels niet zelf vastmaken, daarvoor is de ruimte in de cockpit te beperkt. Een monteur snoert de coureur vast in zijn stoel. Twee gordels lopen over zijn schouders, twee over zijn middel en twee over zijn benen. Eventueel kan er ook nog een zevende bevestigingspunt voor een gordel zijn die over het kruis van de coureur loopt, al komt deze steeds minder voor sinds de beengordels zijn ontwikkeld. Dergelijke harnassen zijn verplicht sinds 1972.
Daarvoor wilden veel coureurs liever geen gordels om in hun auto’s, uit angst om bij brand niet snel genoeg te kunnen vluchten. Ook werden coureurs bij een koprol liever uit hun auto geslingerd dan eronder geplet te worden. Behalve veiligheid in geval van een ongeluk houden de gordels de coureur ook op zijn plaats: zonder gordels zou een coureur bij het remmen uit zijn stoel schieten. De gordels zijn gemaakt van geweven polyester, met daarin speciale vezels die enige veerkracht bieden. De gespen en sluitingen zijn van titanium en kunnen in één beweging worden ontgrendeld.