Filosofisch woordenboek

Paul Frentrop (2001)

Gepubliceerd op 21-09-2020

Koopman

betekenis & definitie

Die heren op portretten uit de Gouden Eeuw zijn kooplieden. Kooplui doen meestal zaken met hun gelijken.

Ze kopen van en verkopen aan andere mensen die gezag hebben in hun eigen gemeenschap. Dat houdt hen op hun qui-vive. Om goed uit zulke ontmoetingen te komen moeten kooplieden steeds reageren op nieuwe situaties, altijd klaarstaan om zichzelf te verdedigen of om te vluchten. Ze moeten marges berekenen en risico’s nemen. Mensen die zo bezig zijn maken steeds nieuwe dingen mee, thuis of in verre landen. Dat zijn heel andere lieden dan vermogende edelen die op traditionele wijze leven van het werk van hun onderdanen. Kooplui denken altijd zelf na. En dat doen ze net iets anders dan de meeste andere mensen, die zich laten leiden door het feit dat het brein meer gericht is op emotie dan op feiten. Die willen bij een groep horen en hun vertrouwen in andere leden van de groep is niet gebaseerd op de feiten die die anderen vertellen, maar op de emotie die daarbij wordt overgedragen. Die mensen zoeken niet naar objectieve berichtgeving, maar naar wat ze willen horen. De koopman heeft feiten nodig. Alleen daar kan hij wat mee. Zo was de Renaissance het resultaat van de nieuwe economische banden die kooplieden legden.1 En hun handel bracht ons nog veel meer. Hugo de Groot schreef: ‘Wie de handel opheft, verbreekt de band die de mensheid bij elkaar houdt.’ Leve de koopman! (Zie: Handel, Markt)1 William McNeill, Venice. The Hinge of Europe 1081-1797 (1974).