Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 05-05-2018

Koeterwaals

betekenis & definitie

(1617 [koeterwaal}, uit het Duits) onverstaanbare taal,· gebrekkig Nederlands; dieventaal

Kort voor het begin van onze jaartelling werd een groot deel van Europa door Keltische stammen bewoond. In het zuiden van Gallië - nu Frankrijk - leefden onder meer de Volcae. Het verhaal ging dat zij in hun hoofdstad Tolosa (Toulouse) een grote goudschat bezaten, maar verder is over hen weinig bekend. Bij de verovering van Gallië door Caesar behoorden de Volcae tot de eersten die werden onderworpen. Daarmee was de expansie van het Romeinse rijk nog lang niet ten einde, en de Keltische volkeren raakten in de verdrukking tussen de uit het zuiden opdringende veroveraars en de weerbarstige Germanen in het noorden. Vele Kelten gingen op in de Romeinse cultuur.

Blijkbaar golden de Volcae als een toonbeeld van deze assimilatie, want in de loop van de middeleeuwen kreeg hun naam in de Germaanse talen allengs de betekenis 'geromaniseerde zuiderling', later ook meer specifiek 'Italiaan' of 'Fransman'. Terwijl deze betekenisontwikkeling zich voltrok, veranderde het woord Volca - zo veronderstellen de etymologen - via een middeleeuwse vorm als Walch tot het modern Duitse Welsch. In het Nederlands werd dat Waals, waarmee wij tegenwoordig enkel nog de Franstalige cultuur in België aanduiden. Vroeger was een Waal een Franstalige in het algemeen. Je had Duitsers (waartoe de Nederlanders in de 17de eeuw ook zichzelf rekenden), en je had Walen. Iemand van wie werd gezegd dat hij Duitsen en Walen schuldig was, stond bij Jan en alleman in het krijt.

De Walen spreken een Romaanse, vanuit het Nederlands gezien bij uitstek 'vreemde', taal. Koete,waals is nog een graadje erger. Voor een verklaring van dat 'koeter' moeten we terugkeren naar de Romeinse tijd. Nadat heel Gallië door de Romeinen was onderworpen, kwam het strategisch belangrijke Alpengebied aan de beurt. Daar, zo'n beetje op de grens van het tegenwoordige Oostenrijk en Zwitserland, woonden de Raetiërs. Zij verweerden zich fel, maar moesten in het jaar 15 v.Chr. ten slotte het hoofd buigen voor de Romeinse overmacht. In hun gebied stichtten de Romeinen aan de bovenloop van de Rijn de plaats Curia Raetorum, het 'bestuurscentrum van de Raetiërs'. Van die naam resteert na tweeduizend jaar alleen het eerste gedeelte, dat tegenwoordig geschreven wordt als Chur. Dat is de hoofdstad van het Zwitserse kanton Graubünden. De herinnering aan de Raetiërs is bewaard gebleven in de naam van een taal die gesproken wordt in een klein gebied ten zuiden van Chur: het Raetisch of Retoromaans.

Men veronderstelt nu dat in de middeleeuwen deze Romaanse streektaal bij zijn Duitse noorderburen gold als het toppunt van onbegrijpelijk uitheems gebrabbel, erger nog dan de overige Romaanse, welsche talen. Nu werd in Zuidduitse dialecten Chur uitgesproken als kauer. Welsch uit Kauer was dus Kaurerwelsch. Onder invloed van kaudern, dat 'onduidelijk spreken' betekent, zou hieruit de tegenwoordige Duitse vorm Kauderwelsch zijn ontstaan. Het Nederlandse koeterwaals gaat terug op het Duitse Kauderwelsch.

Voor het woorddeel kauder zijn ook andere verklaringen voorgesteld, waarin Chur geen rol speelt. Toch zou het aardig zijn als de verklaring met Chur juist was. Dan zou koeterwaals namelijk een zeldzaam voorbeeld zijn van een dubbelgeoniem, een samengesteld woord waarvan beide delen teruggaan op een geografisch begrip.

Duits Kauderwelsch (1247 Kudirwale).

Vergelijk walnoot

Lübker & Erler Real/ex. des klassischen Altertums ( 18917) 1029 (Raetia); Ency. Brit" 28 (191 1) 178 (Vo/cae); Franck & Wijk Etym. wdb. (19122) 330; WNT v112 (1941) 5001-5003; L. Weisberger, 'Walhisk', in: Rheinische Vierteljahrsblätter 13 (1948) 87-146; Vries Ned. etym. wdb. (1971) 343; Ency. Brit 15 7 (1979) 960 (GauQ; WNT XXIV (1989) 85-92 (waaQ, 95-101 (waa/sch); Veen Etym. wdb. (1989) 409, 808 (WaaQ; Kluge Etym. Wtb. d. deutschen Spr. (198922) 363, 786 (welsch); Pfeifer Etym. Wtb. d. Deutschen (19932) 638-639, 1554- 1555 (welsch); H. te Winkel, 'Rare jongens, die Galliërs!', in: Onze Taal 62 ( 1993) 176- 177; N. v.d. Sijs Leenwdb. (1995).