Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 11-02-2019

jatmozer

betekenis & definitie

dief, kruimeldief

In 1917 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. In 1937 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Gabbertaal van E.G. van Bolhuis, in de vorm jatmouzer. Ook aangetroffen als jatmouser.

• Want van die opgeschoten jatmouzers zwerven er legio. ¶ M.J. Brusse, Het rosse leven en sterven van de Zandstraat (1917), p. 47
• Het kon hem niks meer bommen, al die deerns en jatmousers bij mekaar. ¶ Is. Querido, Mooie Karel (1925), p. 424

< >