Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 11-02-2019

doei

betekenis & definitie

honger

In 1897 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. In 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke. Köster Henke geeft als voorbeeldzin: ‘Als ik mijn nefke [meid] zag smikkelen, vergat ik mijn doei en mijn armoe.’ In 1924 in Nijmegen opgetekend in de zin ‘ik peiger van de doei’ (‘ik besterf het van de honger’). Men zei ook ‘Ik maas doei’ voor ‘ik heb honger’.

• ‘As ’k zooveul zoep slik hè-’k geen doei.’ ¶ Herman Heijermans, Sabbath (1897), p. 86
• ‘Ik heb geen brokkie brood vóór de nach! ’k Heb doei.’ ¶ Justus van Maurik, Toen ik nog jong was (1901), p. 180. De schrijver verklaart de betekenis tussen haakjes.
• Wat ’n doei had ie! Z’n maag deed pijn van de honger. ¶ Piet Bakker, Kidnap (1952), p. 100.