Het EU recht Lexicon

EUR-lex (2020)

Gepubliceerd op 04-08-2020

Hiërarchie van de normen van de Europese Unie (EU)

betekenis & definitie

Het EU-recht is gestoeld op het primaire en het afgeleide recht.

Het primaire recht bestaat uit:

• de EU-Verdragen, die bindende overeenkomsten tussen EU-lidstaten zijn,
• het Handvest van de grondrechten (sinds het Verdrag van Lissabon),
• algemene beginselen, opgesteld door het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Het afgeleide recht bestaat uit alle door de EU-instellingen aangenomen rechtshandelingen die de EU in staat stellen om haar bevoegdheden uit te oefenen.

Internationale overeenkomsten met niet-EU-landen of met internationale organisaties maken integraal onderdeel uit van het EU-recht. Deze overeenkomsten staan los van het primaire recht en het afgeleide recht, en vormen een op zichzelf staande (sui generis) categorie. Volgens bepaalde uitspraken van het HJEU kunnen deze overeenkomsten een rechtstreekse werking hebben en staan zij boven het afgeleide recht, dat daarom in overeenstemming moet zijn met de internationale overeenkomsten.

Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon in december 2009 en de afschaffing van de voormalige „pijlerstructuur” is het merendeel van het EU-beleid onderworpen aan de communautaire methode, met uitzondering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. In artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de EU (VWEU) zijn de rechtshandelingen gedefinieerd die kunnen worden aangenomen, en wordt bepaald dat alleen dit type rechtshandelingen kan worden aangenomen:

• verordeningen,
• richtlijnen;
• besluiten;
• aanbevelingen; en
• adviezen.

In de meeste gevallen is in de Verdragen bepaald welk type rechtshandeling moet worden aangewend. Bij wijze van uitzondering kunnen de instellingen op grond van artikel 296 van het VWEU per geval het type rechtshandeling kiezen.

Met het VWEU is eveneens een hiërarchie van de normen binnen het afgeleide recht ingevoerd. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende rechtshandelingen.

• Wetgevingshandelingen (artikel 289 van het VWEU) zijn rechtshandelingen die worden aangenomen via een gewone of bijzondere wetgevingsprocedure.
• Gedelegeerde handelingen (artikel 290 van het VWEU) zijn juridisch bindende handelingen die de Europese Commissie in staat stellen niet-essentiële onderdelen van EU-wetgevingshandelingen aan te vullen of te wijzigen. De bevoegdheid om dit soort handelingen vast te stellen wordt aan de Europese Commissie verleend door het Europees Parlement of de Raad.
• Uitvoeringshandelingen (artikel 291 van het VWEU). Deze handelingen worden doorgaans aangenomen door de Commissie, die het EU-recht ten uitvoer legt; in bepaalde gevallen kan de Raad ook uitvoeringshandelingen vaststellen.

Zie ook

• Handvest van de grondrechten
• Comitéprocedure (comitologie)
• Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)
• Communautaire en intergouvernementele methoden
• Raad van de Europese Unie
• Hof van Justitie van de Europese Unie
• Gedelegeerde handelingen
• Europese Commissie
• Europese instellingen
• Europees Parlement
• EU-recht
• Europese rechtsinstrumenten
• Uitvoeringshandelingen
• Wetgevingshandelingen
• Niet-wetgevingshandelingen
• Gewone wetgevingsprocedure
• Bijzondere wetgevingsprocedure
• De rechtstreekse werking van het Europese recht (samenvatting)
• Verdragen
• Verdrag betreffende de Europese Unie (samenvatting)
• Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (samenvatting)
• Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie — Euratom (samenvatting)
• Het Verdrag van Lissabon (samenvatting)
• Bronnen en reikwijdte van het recht van de Europese Unie (infopagina op de website van het Europees Parlement)