Letterlijk: huis waar geravot wordt. Vroeger een eufemisme voor een bordeel. Met ‘ravotten’ werd dan vrijen* bedoeld. Dateert al uit de vroege zeventiende eeuw.
Het WNT citeert o.a. de ‘Werken’ (1620) van S. Coster. De term wordt ook genoemd in ‘More Dutch you won’t learn inclass’ (1989) van lvonne Lutz-van Elburg. Of hij nog gebruikt wordt is twijfelachtig, tenzij misschien als scherts. Syn.: huis* van plezier; Venuswinkel*.
Wy belasten... alle Officiers ende Magistraten in de Steden ende Dorpen... alle Bordeelen, Hoerhuysen, Motende Ravot-huysen te weeren, te versmoren, ende uyt te roeyen, oock geene van dien immermeer te tollereren.
‘Groot Placaatboek.’ 1636, geciteerd in WNT
