(Gezegd van taalgebruik) Onbegrijpelijk; misleidend; schimmig. Was kenmerkend voor oud-minister-president Lubbers, van wiens naam ook het woord ‘belubberen’ (belazeren) is afgeleid.
Wie zich lubberiaans uitdrukt, wordt in het spraakgebruik niet geëerd om zijn eloquentia, maar gewantrouwd om z’n dubbeltongigheid.
de Volkskrant, 09-11-91
Nota’s worden vaak als wollig, ‘Lubberiaans’ en onbegrijpelijk ervaren.
NRC Handelsblad, 22-10-99