uitzonderen ww. 'terzijde stellen, uitsluiten'
categorie: geleed woord ◆ 400
Mnl. uytsonderen 'terzijde stellen, niet meerekenen' in van enighen goede dat hi wtsondert 'van enig bezit dat hij niet meerekent' [15e eeuw; MNW], sonder enige condiciën, exceptiën of yet after te houden of uut te sonderen 'zonder voorwaarden of uitvluchten en zonder iets achter te houden of af te zonderen' [1470; MNW].
Gevormd met uit bij het werkwoord mnl. sonderen 'afscheiden, terzijde stellen' zoals in Die goede sijn altoes gesondert, Vanden quaden 'de goeden zijn altijd strikt gescheiden van de slechten' [1300-50; MNW-R], se sig sonderde van haren gesinne 'ze zonderde zich af ...' [eind 14e eeuw; MNW]. Dit werkwoord is als simplex verouderd, maar leeft nog voort in (zich) afzonderen '(zich) afscheiden' en het daarvan afgeleide afzonderlijk. Het is afgeleid van het bijwoord mnl. sonder 'apart, afgescheiden', zie verder zonder.
◆ uitgezonderd vz. en vgw. 'behalve'. Mnl. (vz.) in alle die Engelse ..., uutgesondert die biscop van Noirdwijck 'alle Engelsen, behalve de bisschop van Norwich' [1470; MNW]; vnnl. uytgesondert de pastorie 'behalve de pastorie' [1514; MNW]. Verl.deelw. van uitzonderen; als voegwoord en voorzetsel in gebruik gekomen naar het model van de oudere en in het Middelnederlands frequentere woorden uytghenomen, uytghescheiden.
Fries: útsûnderje ◆[/i] útsein[/i]
Gepubliceerd op 24-04-2024
uitzonderen
betekenis & definitie