Definities van Etymologicum 1573 in de Ensie A
- Af-houwen
- Af-houwer
- Af-ionste
- Af-keer
- Af-keer hebben
- Af-keeren
- Af-kladden. j. kladden, kladderen
- Af-klaere
- Af-klimmen
- Af-komelingh
- Af-komelinghen
- Af-komen
- Af-komste
- Af-komste, geslacht
- Af-koop
- Af-koopen
- Af-korten
- Af-korten, af-rekenen
- Af-laet
- Af-laet brief
- Af-laeten
- Af-laeten den wijn
- Af-laeten, ontspannen
- Af-laeten, ophouden
- Af-langhen
- Af-leenen. j. ont-leenen
- Af-leggen, kaluen
- Af-legghen
- Af-legghen de renten
- Af-legghen den rouw
- Af-leken
- Af-lesen de appelen
- Af-lijuigh maecken
- Af-lijuigh worden
- Af-lijuigheyd
- Af-loopen
- Af-loopen het plat land
- Af-luycksel
- Af-maelen
- Af-nemen den eed
- Af-neyghen
- Af-nijpen
- Af-panden
- Af-pitsen
- Af-plucken
- Af-preken
- Af-raeden j. ontraeden
- Af-rekenen, af-korte
- Af-rijden een peerd
- Af-rijsen
- Af-rijten
- Af-roepen
- Af-roepen. j. wt-roepen
- Af-rollen
- Af-rucken
- Af-rupen, af-roopen
- Af-saeghen
- Af-saet, af-hanck, ouer-spronck
- Af-schaefsel
- Af-schaeuen
- Af-schelfferen
- Af-scheren
- Af-schermen
- Af-scheuren
- Af-scheyd
- Af-scheyd des houwelijcks
- Af-scheyden
- Af-scheyden, wech gaen
- Af-schieten
- Af-schrabben
- Af-schrift. j. uit schrift
- Af-schudden
- Af-schutsel
- Af-schutten
- Af-schuymen
- Af-segghen, ont-segghen
- Af-setsel
- Af-setten
- Af-setten een lid
- Af-setten het gheld
- Af-setten van sijn ampt
- Af-setten, roouen, straet-schenden
- Af-setten, ver-lichten met verwen
- Af-setter, straet-schender
- Af-setter, ver-lichter
- Af-sicht
- Af-sichtigh
- Af-sien
- Af-sijpen
- Af-sinnich
- Af-sitten vanden peerde, waghen
- Af-slach
- Af-slach maecken
- Af-slach, weygheringhe
- Af-slaen
- Af-slaen de vijanden
- Af-slaen den slach, af-keeren
- Af-slaen het hoofd. j. onthoofden
- Af-slaen sijn water. j. pissen
- Af-slaen, af-smijten
