steek - ‘doel’-treffende beweging (van de man) bij de coïtus; de metaforiek berust op het erotische begrippencomplex schermen, vechten e.d. 't Is met dit vegten zo geleegen, Krygje al een steek het heeft geen nood. Daar blijft ’er zelden een van dood, Kwakers Bruiloft en Verjaring 9 [± 1800].
Al stroomt mijn bloed. Ik zal me in elke steek verblijden, Eros’ L. 51 [18de e.].
Vandaar ook: steekpil, ‘penis’;