Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

Gepubliceerd op 17-03-2020

mot (I)

betekenis & definitie

mot (I) - lichte vrouw, hoer; wsch. uit mnl. motte ‘zeug’, eenzelfde bet.-ontwikkeling als bij mok, daar echter met ‘onzindelijke vrouw’ als tussenstadium. Het WNT suggereert verwantschap met hd. mutze (mutt) ‘vr. schaamdeel’.

Bargoensch Wdb. 153. Ghy weet we! ick hin u liefste molteken, Ref. v. 1524.Wy en comen om geen man volck hier (in een bordeel, V.) maar om de motjes, v. santen, L. Wigger 3 [1617].

Motten of Hoeren binnen Scheepsboord brengen, DIBBETZ. Milit. Wdb. 421a [1740J.

Hierbij: mothuis, -kas, bordeel. Daer is niet een mothuys in de stad of als een snoek op solder soo ben ikker bekend, v. paffenrode ioi [1661].

En wijlje Metamorphoseren Kond, moet je een Motkas Transformeren Gaen, in een Goden Logement, s. v. rusting, Werken 1, 215 [2e h. I7ee.].

Een heimelijk Motkas, Koddige Opschriften 4, 8 [1700]. Bargoensch Wdb. 147 [1731].