bobijn - mannelijk lid; eig.: ‘garenklosje’ (vgl. andere 30 termen uit de spinnerij als spinnen, klos(sen)). Kort daar na kwam Wevers-Piet, Die gaf Trijntje, Zijn Bobijntje, Dekte haar zo warm en zagt, Dal ze niet om Jan meer dagt....
Zij kreeg weder 't zelfde vet Van 't Bobijntje, De Mars-drager, of Nieuwe Toverlantaren 72 [ed. 1754].